Van wetenschap naar impact - de kracht van betrokkenheid
Keynote UvA alumni week, 12 oktober 2024
Dank voor de warme introductie Abdelkader. En dank natuurlijk ook aan het UvA Bureau Alumni Relaties voor de uitnodiging om hier te spreken. Het is een eer om de keynote te geven tijdens de allereerste Alumniweek van de UvA. Toen ik werd gevraagd om deze keynote te geven hoefde ik geen moment te twijfelen. Ik zag het als een mooie kans om terug te blikken op mijn 30-jarige reis aan de UvA. Een reis die in 1992 begon als student in Technische Informatiesystemen. Sindsdien heb ik verschillende rollen vervuld bij diverse faculteiten en instituten aan de UvA: promovendus, postdoc, universitair docent, universitair hoofddocent, en nu hoogleraar in Sociaal Intelligent AI.
Terugkijkend waren het drie decennia vol leren en groeien in een enorm rijke academische omgeving met veel verschillende disciplines en een variëteit aan werkculturen. Maar – zeg ik er ook bij - het was niet altijd makkelijk om mijn plek te vinden. Dit was deels omdat ik wetenschap anders beleefde dan veel van mijn collega’s. Zo voelde ik bijvoorbeeld nooit de behoefte om me te laten leiden door de “publish or perish” druk. Sterker, als mijn ideeën werden overgenomen of zelfs toegeëigend door collega’s en daar publicaties uit voortkwamen dan moedigde ik collega’s juist aan om die ideeën verder te ontwikkelen en het publiceren voort te zetten. Ik vond meer voldoening in het verkennen van nieuwe ideeën en innovaties dan in het koste wat kost vasthouden aan eerdere ideeën en academische erkenning daarvoor.
Een andere uitdaging was mijn diepe passie voor tussenruimtes. Ik voelde me altijd aangetrokken tot de ruimte tussen verschillende wetenschappelijke disciplines de ruimte tussen onderzoek en onderwijs en tussen de wetenschap en de samenleving. Ik wilde die overlappende gebieden verkennen en maatschappelijke impact maken. Niet altijd beseffend dat dit - in een traditionele academische omgeving waarin veel draait om disciplinariteit en fundamenteel onderzoek – niet altijd gewaardeerd en gefaciliteerd werd. Maar met de tijd heb ik een weg gevonden om datgene te doen waar ik van houd: het samenbrengen van verschillende gebieden binnen en buiten de wetenschap.
Wat heeft mij geholpen om deze weg te vinden? Ik denk dat het neerkomt op vier kwaliteiten of vaardigheden die ik deels van huis uit heb meegekregen: reflecteren, introspecteren, verbeelden en transformeren. Deze vaardigheden vormen de kern van mijn persoonlijke en professionele ontwikkeling aan de UvA. E ze blijven het werk dat ik vandaag de dag doe nog altijd beïnvloeden. Ze stonden ook centraal in mijn oratie vorig jaar, waarin ik sprak over het belang en volgordelijkheid van deze vaardigheden in de context van AI. Reflectie als voorwaarde voor introspectie, introspectie voor verbeelding, en verbeelding voortransformatie.
Wat ik in mijn oratie slechts terloops heb aangestipt maar wat naar mijn mening ook de nodige aandacht verdient, is iets wat aan de basis ligt van deze vier vaardigheden: maatschappelijke betrokkenheid. Betrokkenheid is een bron - een noodzakelijke voorwaarde -voor goed reflectie, en dus ook voor betekenisvolle introspectie, verbeelding en transformatie. Ik zie maatschappelijke betrokkenheid als de drijvende kracht achter mijn persoonlijke en professionele groei aan de UvA. Maar wat is het eigenlijk, en waarom is het een sleutel om disciplinaire bruggen te slaan, innovatie te bevorderen en diepe maatschappelijke impact te maken. Dat is waar ik het in deze lezing over wil hebben.
Als je enige tijd aan een universiteit hebt doorgebracht, ben je waarschijnlijk bekend met de traditionele academische pijlers —onderwijs en onderzoek. Ik hoef hier niet uit te leggen waar die pijlers om draaien. Maar er is een derde minder bekende pijler die de afgelopen jaren meer aandacht heeft gekregen: kennisoverdracht. In de Nederlandse Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek wordt deze derde pijler expliciet genoemd. Universiteiten moeten niet alleen onderwijs geven en onderzoek doen, maar ook "kennis overdragen ten behoeve van de samenleving."
Op het eerste gezicht lijkt dit misschien te betekenen dat universiteiten hun bevindingen eenvoudigweg delen met het publiek. Maar kennisoverdracht gaat verder dan dat—het gaat om het vertalen van academische kennis naar tastbare voordelen voor de maatschappij. Om dit te benadrukken zijn sinds het begin van de jaren 2000 overheidsbeleid en richtlijnen verder aangescherpt. De term valorisatie werd gelanceerd om de maatschappelijke waarde van wetenschappelijke kennis te onderstrepen en promoten.
Het Nederlandse overheidsbeleid voor valorisatie legde aanvankelijk de nadruk op economische voordelen. Maar in de loop van de tijd is valorisatie uitgegroeid tot iets breders: het proces van het vertalen van academische kennis naar zinvolle maatschappelijke impact. Tegenwoordig omvat valorisatie dus niet alleen economische activiteiten maar ook samenwerkingen met en waarde voor gemeenschappen, NGO's en publieke organisaties.
Ook aan de UvA is kennisoverdracht in de loop der tijd uitgegroeid tot economische valorisatie en het creëren van maatschappelijke impact. Neem bijvoorbeeld het Strategisch Kader Valorisatie van de UvA. Dit benadrukt drie hoofddoelen: 1) Vergroten van de impact van ons onderzoek op de markt en de publieke sector, 2) Wederkerigheid versterken: beter benutten van externe bronnen voor ons onderzoek en onderwijs 3) Versterken van de maatschappelijke positionering regionaal, nationaal en internationaal.
Wat in mijn ogen onveranderd is gebleven met de jaren is de eenzijdige, top-down connotatie die kennisoverdracht – inclusief economische valorisatie en maatschappelijke impact - met zich meedraagt. Niet alleen maar bij de UvA, maar over het algemeen. Zelfs daar waar pogingen worden gedaan om deze eenzijdigheid te adresseren, zoals in het Strategisch Kader Valorisatie van de UvA waar letterlijk staat: “Wederkerigheid versterken”, kleeft de connotatie van eenzijdigheid, en top-down aan dit doel.
Hoewel deze connotatie binnen de universiteit zelf wellicht niet altijd aanwezig is bestaat deze zeker in het publieke domain. Overheidsinstanties, maatschappelijke organisaties, gemeenschappen en individuele burgers ervaren academisch werk vaak als afstandelijk ... en zelfs elitair. Uit mijn eigen ervaring weet ik dat academici—terecht of onterecht— meestal worden gezien als losgekoppeld van de behoeften en zorgen van de samenleving, ook als ze hun best doen of zelfs als doel hebben om die afstand te dichten. Dit leidt tot frustratie of wantrouwen jegens academici en de wetenschap in het algemeen. En als gevolg hiervan komt de maatschappelijke impact die universiteiten nastreven vaak niet volledig tot stand.Het maatschappelijk potentieel van academisch werk blijft onbenut. Net als de potentie in de maatschappij om de wetenschap te verrijken.
Om de maatschappelijke potentie van universiteiten volledig te benutten – en tegelijkertijd de wind uit de zeilen te nemen van een overheid die bezuinigt op wetenschap, onderwijs en cultuur – is een oprechte, wederkerige en gelijkwaardige relatie tussen universiteiten en de samenleving essentieel. Zowel in woorden als in daden. En dat kan denk ik door maatschappelijk betrokkenheid, meer centraal te stellen.
Betrokkenheid in de context van wetenschap - betrokken wetenschap dus - werd begin deze eeuw door de Amerikaanse CIC Committee on Engagement gedefinieerd als: "Betrokkenheid is het partnerschap tussen universitaire kennis en middelen met die van de publieke en private sector om 1) wetenschap, onderzoek en creatief werk te verrijken 2) curricula, onderwijs en leren te verbeteren 3) geëngageerde en geinformeerde burgers op te leiden 4) democratische waarden en maatschappelijke verantwoordelijkheid te versterken, 5) kritieke maatschappelijke kwesties aan te pakken en ten slotte 6) om bij te dragen aan het algemeen welzijn."
Betrokkenheid heeft volgens het CIC Committee on Engagement drie belangrijke eigenschappen. Betrokkenheid is ten eerste wetenschappelijk: het omvat het proces van betrekken van universiteiten en gemeenschappen, maar ook het product van betrekken van universiteiten en gemeenschappen. Denk aan het veranderen van ongezonde eetpatronen en culturen op basis van wetenschappelijke en maatschappelijke samenwerkingen. Ten tweede, betrokkenheid strekt zich uit over alle universitaire activiteiten: onderwijs, onderzoek en dienstverlening. Het is geen aparte activiteit, maar eerder een benadering die beïnvloedt hoe de universiteit samenwerkt met gemeenschappen en externe partners. En ten derde, betrokkenheid is wederkerig en wederzijds voordelig: het is geen eenrichtingsverkeer waarbij universiteiten simpelweg kennis overdragen aan de samenleving. Het gaat om gezamenlijk plannen, uitvoeren en evalueren, waarbij zowel de universiteit als haar partners gelijkwaardig profiteren van de relatie.
Wederkerigheid en gelijkwaardigheid worden al te vaak niet nageleefd of zelfs nagestreefd bij het realiseren van economische valorisatie en maatschappelijke impact. En lokaliteit zou ik daar ook aan toe willen voegen. Hierover schrijft de Briste hoogleraar John Goddard het volgende: “De betrokken universiteit betrekt zich als geheel bij zijn omgeving, niet gedeeltelijk; het werkt samen met andere universiteiten en hogescholen; en het wordt beheerd op een manier die ervoor zorgt dat het volledig deelneemt aan de regio waarvan het deel uitmaakt. Hoewel het op wereldwijde schaal opereert, realiseert het zich dat localiteit helpt bij het vormen van zijn identiteit en dat het kansen biedt om als universiteit te groeien samen met anderen partijen in de omgeving, zoals individuen, bedrijven en publieke instellingen”.
Het idee van een betrokken universiteit van betrokken wetenschap is niet nieuw. De universiteit heeft een lange traditie van maatschappelijke betrokkenheid bij de bredere samenleving op lokaal, nationaal en mondiaal niveau. Zo was er in de jaren zestig en zeventig in de VS en VK veel nadruk op maatschappelijke betrokkenheid in de wetenschap. Dit nam af in de jaren tachtig en negentig, maar de afgelopen twintig jaar is er internationaal weer een opleving zichtbaar. Dit komt deels doordat universiteiten zich steedsbewuster worden van de groeiende kloof tussen de academische wereld en complexe maatschappelijke uitdagingen. Betrokkenheid wordt tegenwoordig weer beschouwd als een manier om die kloof te overbruggen. En misschien wel meer dan ooit als een structurele en fundamentele manier, in plaats van een tijdelijke.
In Nederland staat het concept van maatschappelijke betrokkenheid nog in de kinderschoenen. Er is op dit gebied nog veel te winnen voor universiteiten. Dat maakt het werk relevant van wetenschappers zoals Halleh Ghorashi op de VU, wiens werk over migratie diep geworteld is in engaged scholarship. En James Kennedy op de UU die blijft benadrukken dat we moeten erkennen dat wetenschap niet de enige vorm van kennis is die ertoe doet, en pleitbezorger is geworden van de civic university. Er zijn nog meer wetenschappers zoals zij die werk maken van een maatschappelijk betrokkenheid, maar het is nog lang niet vanzelfsprekend binnen Nederlandse universiteiten. Dat is een gemiste kans, omdat betrokkenheid een cruciale rol zou kunnen spelen bij het aanpakken van de grote uitdagingen van onze tijd—of het nu gaat om klimaatverandering, ongelijkheid of politieke polarisatie.
Als ik terugkijk besef ik dat maatschappelijke betrokkenheid een constante factor is geweest in zowel mijn persoonlijke als professionele leven. Of het nu voor, tijdens of na mijn studie was, mijn betrokkenheid bij maatschappelijke kwesties is altijd een drijvende kracht voor mij geweest. Ook al heb ik dat niet altijd als zodanig gezien en ervaren.
Ik geef een voorbeeld. Ik ben op 6 jarige leeftijd als vluchteling naar Nederland gekomen samen met mijn ouders en zussen. Gevlucht voor onderdrukking, ongelijkheid en oorlog in Eritrea. In Nederland hebben we een nieuw leven weten op te bouwen, maar we zijn als familie en nieuwe gemeenschap in Nederland wel altijd betrokken geweest bij de bevrijding en wederopbouw van Eritrea. Die betrokkenheid betekende dat ik de wereld door een andere lens zag dan de meeste anderen om mij heen die geen onderdrukking, ongelijkheid en oorlog hebben meegemaakt. Ik had een andere referentiekader zag andere patronen, dynamieken en maakte keuzes op basis van kennis en inzichten die andere niet hadden. Mijn betrokkenheid met Eritrea was de basis voor wat ik nu doe.
Neem mijn keuze voor de studie Technische Informatie Systemen. Veel van mijn vrienden kozen voor traditionele studies zoals geneeskunde, recht of economie. Sommigen met het idee om na hun studie terug te gaan naar hun land van herkomst op bij te dragen aan wederopbouw. Ook ik wilde aanvankelijk geneeskunde studeren. Tot mijn vader een computer kocht, en ik daar gefascineerd door raakte. Ik dacht misschien moet ik juist iets technisch en innovatiefs studeren, met het idee dat computers ooit misschien wel eens kunnen helpen bij het inzichtelijk maken of zelfs oplossen van complexe maatschappelijke uitdagingen. Ik besloot dus Technische Informatie Systemen studeren. En waarom koos ik voor de UvA? Omdat het als brede universiteit de mogelijkheid bood niet alleen te focussen op technologie alleen, maar ook om technologie te verkennen en te verrijken vanuit medisch, sociale en culturele disciplines en perspectieven.
Na mijn studie besefte ik mij in toenemende mate dat interdisciplinariteit nodig was voor maatschappelijke betrokkenheid en impact. Ik besloot dus om interdisciplinair werk te omarmen ondanks het feit dat het niet makkelijk was om te publiceren op interdisciplinaire onderwerpen of subsidie te krijgen voor interdisciplinair onderzoek. Zowel in mijn onderzoek als in mijn onderwijs, richtte ik mij op het doorbreken van disciplinaire silo's, zonder disciplinariteit te kort te doen. Om weer veel later te beseffen, dat niet interdisciplinariteit nodig is voor maatschappelijk betrokkenheid en impact, maar maatschappelijk betrokkenheid en impact voor interdisciplinariteit.
Ik vind dit een mooie quote van Virginia Dignum, over de Nobel prijzen die eerder deze week zijn gegeven voor Natuurkunde en Scheikunde. De echte doorbraken in de wetenschap zijn inderdaad niet langer het domein van één enkele discipline, maar vereisen een brede blik en de combinatie van verschillende inzichten. En daarbij hoort vind ik ook blikken en inzichten vanuit de maatschappij.
Vandaag de dag richt ik me met mijn onderzoeksgroep Socially Intelligent Artificial Systems op AI voor het algemeen belang. Mijn groep bestudeert hoe het dagelijks leven van mensen en de samenleving in het algemeen kunnen worden verbeterd met behulp van AI- onderzoek, onderwijs en impact. We opereren op het raakvlak van AI en maatschappelijke vraagstukken, waarbij ons werk zowel disciplinaire als interdisciplinaire focus heeft. We bewegen ons tussen fundamenteel onderzoek in gebieden zoals logica, informatica, ethiek, recht en sociale wetenschappen en meer toegepaste onderzoek, bijvoorbeeld met gemarginaliseerde gemeenschappen.
Een van de meest impactvolle projecten binnen mijn groep is het Civic AI Lab. Het Civic AI Lab is een samenwerking tussen de Universiteit van Amsterdam (UvA), de Vrije Universiteit (VU), de gemeente Amsterdam en het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De missie van het lab is het ontwikkelen van AI-technologieen om burgers en gemeenschappen - inclusief die in de marge van de samenleving - te verbinden, te versterken en te betrekken bij de samenleving. Ten eerste door AI-technologie te ontwikkelen die economische en sociale mensenrechten bevordert, zoals het recht op gezondheid, onderwijs en werk, met inachtneming van fundamentele mensenrechten zoals non-discriminatie en gelijkheid. Ten tweede door ontwikkeling van AI-technologie die rekening houdt met sociaal-culturele waarden van burgers, met respect voor verschillen tussen burgers in factoren zoals taal, gewoonten, levensstijlen.
Ik wil één ding uitlichten over de totstandkoming van het Civic AI Lab. Als gevolg van het hoge aantal vluchtelingen dat rond 2015 naar Nederland kwam, werd het maatschappelijke debat heftiger en het overheidsbeleid strenger. Samen met UvA collega Tamar de Waal en enkele anderen richtte ik Stichting Civic op, met als doel de overheid te bewegen tot een meer humane inburgeringsbeleid. Daarnaast behartigde ik de belangen van individuele nieuwkomers die door taal- of andere barrières in problemen raakten. Ook hielp ik ministeries en gemeenten om beter inzicht te krijgen in de maatschappelijke, sociale en politieke uitdagingen waarmee nieuwkomers te maken hebben. Waaronder Gemeente Amsterdam, waar ik niet bekend stond als wetenschapper, maar als een betrokken persoon met kennis over opvang, participatie en andere vluchtelingenkwesties. Die betrokkenheid opende wegen voor mij binnen de gemeente. Het vertrouwen dat ik had opgebouwd in die tijd met de gemeente, vormde uiteindelijk de basis voor het Civic AI Lab.
Terugkijkend kan ik zeggen dat voor mij alles op zijn plek begon te vallen aan de UvA toen ik mij realiseerde hoe betrokkenheid mij nieuwe inzichten bracht over interdisciplinariteit, innovatie en maatschappelijk impact. Maatschappelijke betrokkenheid werd de sleutel om mijn plek in de academische wereld te vinden, mijn competitive advantage. En ik denk dat maatschappelijke betrokkenheid in het algemeen een drijvende kracht achter wetenschap kan zijn, en de kern kan vormen van innovatie, interdisciplinariteit en maatschappelijke impact. Het zou wat mij betreft dan ook een meer expliciete en geïntegreerde rol moeten krijgen binnen de universiteit niet als een derde pijler naast onderzoek en onderwijs maar als een wezenlijk onderdeel van zowel onderzoek, onderwijs als ondersteuning.
Ik kan het niet beter formuleren dan de Britse hoogleraar John Goddard die schrijft: “Maatschappelijke betrokkenheid zou een leidend principe moeten worden voor organisatie en praktijk op universiteiten. Universiteiten zouden gestimuleerd moeten worden om overkoepelende strategieën voor maatschappelijke betrokkenheid te ontwikkelen die verankerd zijn in onderwijs en onderzoek. Deze strategieën zouden moeten aansluiten bij bredere maatschappelijke behoeften, zowel lokaal, nationaal als mondiaal. Het zou een institutionele verantwoordelijkheid moeten zijn om samen te werken met externe partners om de maximale impact van onderwijs en onderzoek te waarborgen. “
De UvA heeft in veel opzichten een unieke positie om een betrokken universiteit te zijn: het is een brede universiteit gelegen in een diverse en dynamische stad en het heeft een enorme alumni netwerk met mensen uit alle hoeken van de maatschappij. Dit schept ideale omstandigheden om nieuwe manieren van onderzoek en onderwijs te verkennen vanuit maatschappelijke betrokkenheid. Vakgebieden zoals de mijn AI zouden hier enorm van kunnen profiteren. Immers, om goed te begrijpen hoe AI de samenleving beïnvloedt, moeten we ook begrijpen hoe de samenleving AI beinvloedt.
En ik zie gelukkig ook dat de UvA bewegingen maakt om maatschappelijke betrokkenheid te stimuleren. Mede ingegeven door het Strategisch Kader Valorisatie en universiteits-brede programma’s zoals ‘themagerichte samenwerking’ omarmt de UvA in toenemende mate het denken van "inside-out" en "outside-in". Ik zie steeds meer interdisciplinaire samenwerkingen binnen de UvA en toenemende partnerschappen met niet-academische organisaties zowel in de private als publieke sector.
Toch zie ik ook ruimte voor verbetering aan de UvA, omdat er weinig debat lijkt te zijn over wat maatschappelijke betrokkenheid precies betekent voor de universiteit welke rol het zou moeten spelen hoe betrokken wetenschap gewaardeerd en geëvalueerd zou moeten worden. Dit ondanks het feit dat initiatieven zoals van het CIC Committee on Engagement al belangrijk voorwerk hebben verricht en al twee decennia maatschappelijke betrokkenheid promoten bij universiteiten.
Om het debat binnen de UvA te bevorderen, kan het nuttig zijn de universiteit nog meer te positioneren als een publieke ruimte voor intellectueel en maatschappelijk debat. Een ruimte en een debat waaraan ook alumni – U dus - actief kunnen bijdragen met al hun ervaringen binnen en buiten de universiteit. Daarnaast zou het nuttig kunnen zijn om maatschappelijke betrokkenheid te beschouwen als een vaardigheid. Als een vaardigheid die je kunt aanleren en faciliteren. Net als kritische denken en reflecteren, vaardigheden die in alle wetenschappen als essentieel worden beschouwd.
Ik wil eindigen met benadrukken dat maatschappelijke betrokkenheid soms inhoudt dat we ons tijdelijk juist moeten distantiëren van gebeurtenissen in de samenleving en in de wetenschap. Onbetrokkenheid geeft tijd en ruimte voor reflectie op de structuren en culturen waarin we functioneren. En vervolgens voor introspectie, verbeelding en transformatie van de structuren en culturen. Misschien is het bewegen tussen betrokkenheid en onbetrokkenheid wel de meest wezenlijke vorm van wetenschap.
Comments